Voordat hij torenhoge constructies beklom of zich op duizelingwekkende hoogtes begaf tussen staal en lucht, begon Sjoerd zijn reis bij de plint.
Voor de meesten een vergeten randje van de kamer, voor hém een roeping. Terwijl anderen hun blik op schilderijen of plafonds richtten, zag hij de plint – dat bescheiden stukje hout – voor wat het werkelijk was: de ondergewaardeerde held van elke ruimte. Hij zag rafels waar precisie moest zijn, bochten die vroegen om finesse, en kiertjes die smeekten om perfectie.
Met een scherp oog, een vaste hand en een hart voor detail, bracht hij plinten naar een hoger niveau. Huizen werden mooier, kamers completer, en menig bezoeker liep voor het eerst in zijn leven naar binnen met de woorden: “Wauw, wat een strakke plint!”
Wat begon als een fixatie, werd een kunstvorm. En in die kunstvorm legde hij de basis – letterlijk – voor de grootse projecten die zouden volgen.